1 |
circumVoorzetsel
cĭrcŭm + accusatief
|
2 |
circumductie, kringvormige beweging in een gewricht of van het oog; ~ferentie, omtrek, omvang; ~flexus (anat.), met een bocht teruglopend; ~script, plaatselijk, begrensd, omschreven.
|
<< citroentje | citta >> |