1 |
SchoeijenSchoeijen, (B. SCHOEIEN), bw. gel. (ik schoeide, heb geschoeid), den voet bekleeden met schoenen of laarzen; beplanken; (fig.) overeen-brengen, passen; zij zijn allen op ééne leest geschoeid (allen [..]
|
<< Schob | Schoenmakersambacht >> |